Proefwerken en rapportering

Bijna geruisloos is het lesgeven vergleden van leerlingen leiden naar leerlingen sturen, helpen, coachen… Een andere manier van lesgeven leidt ook tot anders evalueren. Meer waarde geven aan het dagelijkse werk van de leerlingen en aan het leerproces verplicht de leerlingen tot meer werkzaamheid tijdens het schooljaar. Niet alleen het eindproduct is belangrijk.

 

Evaluatiebeurten van leerlingen zijn, als integrerend deel van een leerproces (Plannen, Doen, Controleren, Aanpassen), een systematische manier om te bepalen wat elke leerling heeft geleerd. We onderscheiden KO (Kleine Opdracht), GO-Sem en GO-proef (Grote Opdrachten die respectievelijk tijdens het semester of tijdens de trimestriële evaluatieperiode worden gegeven).

Kleine opdrachten (KO) hebben als doel het leerproces van de leerlingen én het lesgeven van de leraar te optimaliseren. De evaluatie van kleine opdrachten leert de leraar waar de leerlingen nog extra begeleiding en uitleg nodig hebben.  Ze evalueren de leerattitudes, de werkhouding. Kleine opdrachten zijn o.a. het voorbereiden van oefeningen, het meebrengen van gerei, de schriftelijke studie, het maken van taken, orde, inzet in de klas… In de praktijklessen worden de punten KO o.a. behaald door de inzet bij het maken van een werkstuk, de aandacht voor veiligheid, de wijze waarop het technologisch proces gevolgd wordt, het werktempo, de nauwkeurigheid, de netheid…

Grote opdrachten-semester (GO-sem) hebben als doel het werk van de leerlingen over een langere periode en over een grotere hoeveelheid leerstof te evalueren. Het resultaat van zo’n opdracht bepaalt of de leerling al dan niet de leerdoelen bereikt heeft. Dit resultaat plaatst en oriënteert de leerlingen. Een GO, die vooral het product evalueert, komt als sluitstuk in het leerproces. Een GO wordt steeds voorafgegaan door één of meer KO’s. Een grote opdracht (GO) is bijvoorbeeld het maken van een presentatie, een werkstuk, de opmaak van een blog, een toets op het einde van een hoofdstuk, een stageverslag, een verslag van een bedrijfsbezoek…

Grote opdrachten-proefwerk (GO-proef) hebben als doel op het einde van semester 1 en 2 te evalueren in welke mate leerlingen in staat zijn om in een beperkte tijdspanne de te kennen leerstof in te studeren en te reproduceren.

 

Er is geen GO-proef meer voor de thematische vakken godsdienst, mavo, geschiedenis en aardrijkskunde. De evaluatie voor deze vakken gebeurt tijdens het schooljaar. Op die manier kan er anders en breder geëvalueerd worden; een historicus is toch veel meer dan iemand met een goed geheugen en een goede pen.

Voor de aanvang van de proefwerken is er een sperperiode van 5 dagen voor alle vakken. In deze periode kunnen leerlingen zich voorbereiden op de proefwerken en worden geen toetsen en taken gegeven.

 

Er zijn 2 semesterrapporten (vormen samen Rapport Jaartotaal):

Semesterrapport 1 – kerst

Semesterrapport 2 – juni

De semesterrapporten zorgen voor een evenwichtige spreiding van de leerstof en de evaluatie.

Er zijn 2 tussentijdse rapporten:

Tussentijds rapport – herfst

Tussentijds rapport – Pasen

 

De punten die de leerlingen behalen op de tussentijdse rapporten, zijn verworven. Dit betekent dat de punten die in het eerste deel van het semester in het puntenboekje genoteerd werden, daar blijven staan én aangevuld worden met de punten van KO’s en GO’s die tijdens het tweede deel van het semester nog gegeven worden. Op het einde van elk semester worden alle punten KO en GO, die verdiend werden tijdens dat semester, getotaliseerd (zie schema). Ze resulteren in het jaarrapport.

 

Voor alle klassen geldt dat 1/3 van de punten gaat naar KO en 2/3de van de punten naar GO. Dit is ook het geval voor de vakken die niet voorkomen in het proefwerkrooster: de praktijkvakken, sommige technische vakken en de thematische vakken geschiedenis, aardrijkskunde, godsdienst en mavo.

In de derde graad TSO-doorstroming is er voor de vakken die voorkomen in het proefwerkrooster GEEN GO-sem. Hier telt de GO-proef mee voor 2/3den van de punten op het semester- en het jaarrapport. Dit systeem leert de leerlingen, net als in het hoger onderwijs, omgaan met proefwerkperiodes waarvan het belang groot is.

 

Het rapport bevat alle resultaten per vakonderdeel. Er wordt een weging toegekend aan elk vak volgens de verhouding van het aantal uur per week die samen het totaalpercentage bepalen.

In 1A wordt het focusgedeelte niet meegerekend in het totaalpercentage. Deze gegevens kunnen wel richtinggevend voor een juiste studiekeuze. In alle andere richtingen worden zowel basis- als complementair gedeelte opgenomen in het totaal.

Sommige vakonderdelen maken deel uit van een geïntegreerde projectmatige aanpak. Elke van deze onderdelen wordt afzonderlijk gequoteerd. Op het rapport krijg je ook een subtotaal van deze vakonderdelen. Deze zijn informatief.

 

De geïntegreerde proef

Als campus kiezen we ervoor om een geïntegreerde proef te organiseren. De GIP bestaat uit een reeks opdrachten die je dient uit te voeren voor een aantal specifieke vakken van je studierichting op het einde van het 6de en 7de jaar. Hierbij staat de integratie tussen de verschillende vakken centraal.

De geïntegreerde proef toetst of je voldaan hebt voor “het geheel van de vorming”. Door het vakoverschrijdend karakter (=geïntegreerd) van de proef is het resultaat ervan een belangrijk element in de beslissing van de delibererende klassenraad. De (eindevaluatie van de) geïntegreerde proef wordt mee beoordeeld door externe juryleden.

De evaluatie van de geïntegreerde proef reikt de delibererende klassenraad een oordeel aan over het voldaan hebben voor de praktische en de technische aspecten van de vorming. De delibererende klassenraad beslist steeds op basis van het globale dossier, het resultaat van de geïntegreerde proef is daarbij een belangrijk element.

De concrete invulling, afspraken en evaluatiecriteria staan beschreven in het de GIP-bundel die iedere leerling zal ontvangen en die ook besproken wordt tijdens de lessen.

 

 

[lees verder onder de beelden]